Copilot
Uw dagelijkse AI-companion
Ongeveer 152,000 resultaten
  1. Woordenlijst

    lug
    [lŹŒÉ”]
    werkwoord
    lug (werkwoord) · lugs (derde persoon tegenwoordige tijd) · lugged (verleden tijd) · lugged (voltooid deelwoord) · lugging (tegenwoordig deelwoord)
      • be encumbered with:
        "don't worry about lugging the kids to the salon with you"
    zelfstandig naamwoord
    lug (zelfstandig naamwoord) · lugs (meervoud van zelfstandig naamwoord)
    1. a box or crate used for transporting fruit:
      "a truck piled high with wooden lugs of grapes"
    Origin
    late Middle English: probably of Scandinavian origin: compare with Swedish lugga ā€˜pull a person's hairā€™ (from lugg ā€˜forelockā€™).
    lug
    [lŹŒÉ”]
    zelfstandig naamwoord
    lug (zelfstandig naamwoord) · lugs (meervoud van zelfstandig naamwoord)
    1. SCOTTISH
      NORTHERN ENGLISH
      informal
      (lugs)
      a person's ear:
      "I couldn't hear what they were saying with that leather over my lugs"
    2. a projection on an object by which it may be carried or fixed in place:
      "mount the fitting directly to the lugs at each side of the box"
    3. informal
      NORTH AMERICAN
      a loutish man:
      "he plays a hood who, despite his fancy clothes, remains a lug"
    Origin
    late 15th century (denoting the ear flap of a hat): probably of Scandinavian origin: compare with Swedish lugg ā€˜forelock, nap of clothā€™. lug is perhaps from the 19th-century term denoting the lowest grade of tobacco.
    lug
    [lŹŒÉ”]
    zelfstandig naamwoord
    lug (zelfstandig naamwoord) · lugs (meervoud van zelfstandig naamwoord)
    1. short for lugworm.
    Vertaal lug naar
    Geen vertaling gevonden.
    Uw recente zoekopdrachten
    Woorden waarnaar u hebt gezocht, worden hier weergegeven
  2. Mensen vragen ook naar
  3. lug verb - Definition, pictures, pronunciation and usage notes

  4. lug - WordReference.com Dictionary of English

  5. lug - definition of lug in English from the Oxford dictionary